Wijzigingen risico’s ten opzichte van de jaarrekening 2024
Prijsstijgingen
Ten opzichte van de jaarrekening 2024 is het risico van prijsstijgingen verminderd. Zoals in de Kadernota opgenomen is in deze begroting de stelpost voor prijsstijgingen en areaalvergroting structureel verhoogd van € 1,5 miljoen naar afgerond € 2,8 miljoen per jaar. Deze verhoging was gebaseerd op de prijsontwikkelingen van de afgelopen jaren. Nu de prijsstijgingen voor 2026 bekend zijn, blijkt een hogere stelpost nodig. Daarom verhogen we de stelpost vanaf 2027 nog eens met € 250.000 structureel. Hierdoor neemt het risico op extra lasten door prijsstijgingen aanzienlijk af. Toch blijft er onzekerheid, omdat inflatie kan oplopen door externe factoren, zoals internationale economische ontwikkelingen en geopolitieke spanningen.
Niet gekwantificeerde risico’s
Er zijn een aantal thema’s waar we mee te maken hebben, of gaan krijgen, die lastig te kwantificeren zijn. Deze onderwerpen gaan mogelijk een risico worden in de toekomst en zijn daarom in deze fase goed om te benoemen.
Realisatie bezuinigingen
In deze begroting is een bezuinigingspakket opgenomen, in lijn met de Kadernota 2026. Dit pakket is tot stand gekomen in een zorgvuldig ambtelijk en bestuurlijk proces, waarin kritisch is gekeken naar de beïnvloedbaarheid van kosten en de haalbaarheid van de voorstellen.
Na de Kadernota 2026 zijn de bezuinigingen verder uitgewerkt. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen die in deze begroting zijn verwerkt. Dit zorgvuldige proces beperkt het risico dat de bezuinigingen niet gehaald worden, maar er blijft een risico.
Het grootste risico ligt bij open einde regelingen, zoals in het sociaal domein. Daarbij hebben we, daar waar mogelijk, landelijke ervaringen meegenomen voor de bepalen van het bezuinigingspotentieel.
Voor het sociaal domein is een aparte uitwerking opgesteld in het document Bezuinigingsvoorstellen sociaal domein in samenhang . Hierin is ook rekening gehouden met extra inzet (frictiekosten) in de jaren 2025, 2026 en 2027 om de noodzakelijke beweging te realiseren en te borgen.
In deze risicoparagraaf is geen gekwantificeerd risico opgenomen voor het niet behalen van de bezuinigingen. Zowel de kans als de omvang van dit risico zijn namelijk niet goed te bepalen en daarmee ook niet te onderbouwen.
De voortgang op de bezuinigingen wordt de komende jaren periodiek gevolgd via de tussentijdse rapportages en de jaarstukken. Hiermee signaleren we tijdig eventuele knelpunten en kunnen we, waar mogelijk, bijsturen.
Ondanks dat dit risico niet gekwantificeerd is, zien we voldoende ruimte in ons weerstandsvermogen om eventuele tegenvallers op te vangen. Daarnaast worden structurele tegenvallers, zodra deze bekend zijn, verwerkt in de volgende begroting.
10% korting op specifieke uitkeringen
Het kabinet heeft besloten om specifieke uitkeringen (SPUK’s) over te hevelen naar het gemeentefonds, met een structurele korting van 10%. Inmiddels is duidelijk dat veel SPUK’s om juridische of politieke redenen niet kunnen worden overgeheveld. De korting van 10% blijft echter wel van kracht, ook voor deze uitkeringen. Voor enkele SPUK’s is alternatieve dekking beschikbaar, maar in de meeste gevallen wordt gezocht naar oplossingen door het takenpakket te verkleinen of afspraken te maken over een doelmatiger uitvoering. Welk effect dit heeft op de doelen en activiteiten van onze gemeente is op dit moment nog niet duidelijk.
Reiskostenregeling per 1 januari 2026
Met ingang van 1 januari 2026 zijn gemeenten verplicht om een reiskostenregeling voor medewerkers te implementeren. Deze verplichting vloeit voort uit landelijke cao-afspraken en heeft directe gevolgen voor onze organisatie. In een tijd waarin het aantrekken en behouden van gekwalificeerd personeel steeds uitdagender wordt, is het bieden van een passende reiskostenvergoeding een belangrijk instrument om als werkgever aantrekkelijk te blijven. We hebben op dit moment binnen de huidige begroting geen financiële middelen gereserveerd voor de uitvoering van een dergelijke regeling. Het realiseren van een reiskostenregeling leidt tot meerkosten waarvoor dekking nodig is via aanvullend budget.
Agropark III
Het bestemmingsplan Agropark III is ter inzage gelegd. Door netcongestie is dit plan 'on hold' gezet.
Toekomstige risico’s
Voor de komende jaren constateren we een aantal ontwikkelingen die mogelijk gevolgen hebben voor de financiele huishouding, de benodigde weerstandscapaciteit en dus de ratio weerstandsvermogen. Het betreft de volgende ontwikkelingen:
Gemeentefonds
Voor de jaarlijkse indexering van de algemene uitkering in het gemeentefonds hanteert het Rijk vanaf 2024 een nieuwe methode. In plaats van de oude “trap-op-trap-af-systematiek”, gaat men nu uit van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Hiervoor wordt onder andere gekeken naar het historisch gemiddelde van de afgelopen 8 jaar en het prijspeil bbp van het lopende jaar. Dit geeft meer stabiliteit, maar het is wel de vraag of het gemeentefonds voldoende blijft groeien om prijsstijgingen en areaaluitbreiding op te kunnen vangen. Als de bbp-groei en de prijsontwikkeling afwijken van de verwachtingen, kan dit betekenen dat Lingewaard moeite heeft om de budgetten op peil te houden en essentiële diensten te blijven leveren. Dit kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van de dienstverlening aan inwoners en de langetermijnontwikkeling van de gemeente. Hoewel de nieuwe financieringssystematiek stabiliteit brengt, schiet ze tekort in het opvangen van de groei van de uitgaven voor zorgkosten door vergrijzing en infrastructuur. Vanwege deze bedenkingen van de VNG en het IPO loopt er een discussie met de fondsbeheerders.
Subsidie klimaat- en energiebeleid
Voor 2026 krijgen we een Rijkssubsidie uit de tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid (CDOKE) van ongeveer 1,4 miljoen euro voor personele lasten. Om de subsidie nu goed in te zetten is de vaste formatie de afgelopen jaren uitgebreid. Voor de jaren 2027 t/m 2030 zijn de afspraken al gemaakt en wordt een subsidieregeling opgezet. Na 2030 is onbekend of er nog subsidiemogelijkheden zijn. Het risico bestaat dat er dan onvoldoende dekking is voor de nu uitgebreide vaste formatie.
Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo
Om de houdbaarheid van de Wmo te verbeteren, heeft het kabinet besloten om voor alle Wmo voorzieningen waar nu het abonnementstarief geldt, een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in te voeren. Hiermee wordt de hoogte van de eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen van onze inwoners. Deze wetswijziging zorgt voor een korting in het gemeentefonds. Echter, op dit moment is nog niet duidelijk hoe het abonnementstarief er exact uit komt te zien en of de abonnementstarieven voldoende dekkend zijn voor de korting die het rijk ons oplegt via het gemeentefonds en wanneer dit wordt ingevoegd.